Ber Stoffels
Het is half Oktober 1944. Wij mijn ouders en ik zijn twee dagen geleden thuisgekomen. Thuisgekomen van de evacuatie. Een evacuatie die ik niet gauw vergeten zal. Een tocht waar ik angst, pure angst zoals ik nog nooit gevoeld heb, die je helemaal deed wegkruipen als dat mogelijk zou zijn geweest. Maar je moest doorlopen, door modder en regen terwijl granaten om ons heen en tussen ons neer kwamen. Maar dit leed is weer geleden. Wij zijn weer thuis en kunnen weer zonder angst leven.
Op straat is nu een drukte van belang. Veel Amerikaanse trucs en enkele tanks rijden in beide richtingen tussen Kerkrade en Eygelshoven. Op de trottoirs staan zo om de 20 meter granaten in latten kisten verpakt en wel twee meter hoog opgetast. Ik denk wel eens als die allemaal in Duitsland terechtkomen zal wel alles plat geschoten zijn. Ik heb nog geen school, want onze school is nu een Amerikaans lazaret. Niet dat ik dat erg vind want alles gebeurt nu op straat en daar wil je bij zijn. Soldaten lopen in alle rust rond en hier en daar wordt al een gesprek aangeknoopt. Ik vind het jammer dat mijn Engels zich beperkt tot yea en no maar dat zal wel veranderen als ze lang genoeg hier blijven. Mijn buurjongen zit al op de MULO en spreekt al een woordje Engels. Als de nood aan de man komt zal hij wel inspringen. Mijn moeder is boodschappen halen en ik ben benieuwd waar ze mee aankomt want buiten appelen en bruine bonen is er schijnbaar niet veel te krijgen. Maar we hebben nog geen honger geleden. En dat is al heel wat. Ik zie in de verte mijn moeder aan komen en ik kan mijn ogen niet geloven, in druk gesprek met een Amerikaan.
Mijn moeder die zelfs geen yes en no kent in druk gesprek met een soldaat en hij begrijpt haar zo te zien. Ik geloof mijn ogen niet en loop op haar toe. Ik zwaai en zij wenkt terug en maakt de soldaat attent op mij. Bij hen gekomen zegt ze tegen de soldaat ,, zuug Ber dat is miene zoon,, De Yank antwoordt,, Dat is al unne groete jong, Rita doa kinnste gruuts op zien,, Hij sprak Maastrichts net als mijn moeder, dat verklaarde het wonder wat ik gezien had. Ik gaf hem netjes een hand en zei ,,ich bin Cor de zoon,, . ,,En ich bin Ber Stoffels meh zeg mer Ber aezzebleef,,
Thuisgekomen met Ber wordt hij aan mijn vader voorgesteld, de rijwielzaak is gesloten want er toch niets te verkopen. We gaan naar boven en dan hoor ik het hoe en wat. Mijn moeder stond bij de kruidenier achter Ber en hoorde dat hij in zuiver Maastrichts wat vroeg. En zij gaf daar antwoord op, hij draait zich om, ziet haar en vraagt ,,Rita bis dich dat ech, kinste mich nog? ,, Het bleek dat zij zich kenden uit de eindjaren twintig, zelfs al eens op stap waren geweest. Maar mijn moeder was in 1929 naar Kerkade gekomen vanwege een baan en Ber was begin 1930 naar Amerika gegaan, genaturaliseerd en nu als soldaat weer terug in Limburg. Ber verteldt dat hij bij een transport eenheid zit en er voor moet zorgen dat goederen naar het frontgebied gebracht worden. En hij is ingekwartierd in een groot leegstaand gebouw niet ver van ons vandaan. Dit is maar tijdelijk want als het front opschuift moet hij ook mee. Het is al laat als Ber weer naar zijn slaapadres gaat, met de belofte om anderdaags als hij uit Duitsland terug komt, weer langs te komen. De volgende avond is Ber weer pressent beladen met zaken die wij zo missen. Blikken vlees, boter en meel, volgens mij heeft hij de keuken leeg gehaald maar hij lacht en zegt dat de kok hem nog wat schuldig was. Hij heeft voor mij wat chocolade meegebracht, de eerste in vier jaar.
Ber Stoffels 3 De volgende dag zorgt Ber voor nog meer verassingen , zijn truc stopt voor ons huis en Ber heeft drie goede fietsen van een Nederlands merk voor ons meegebracht. ,,Die zijn toch gestolen en nu zijn ze weer terug,, is zijn commentaar op de vraag hoe hij daar aan komt. Tevens heeft hij voor mijn moeder een hele rol katoenen stof , witte stof met een blauw bloempje. ,,Kijk maar Rita wat je er mee kunt,, zegt hij terwijl hij de rol op de grond zet. ,,Misschien kom ik vanavond nog maar we moeten denkelijk vertrekken,, We hebben Ber ook niet meer gezien, de granaten die bij ons opgeslagen zijn de dag erna ook verdwenen. Het front heeft zich waarschijnlijk verplaatst.
Mijn moeder heeft de rol stof geruild met onze huisnaaister voor stoffen die beter bij ons passen als wit met een bloempje.
Het is Mei 1945. De oorlog in Europa is afgelopen, de toestand begint zich langzamerhand te normaliseren. Ik zie meisjes gehuld in witte jurkjes met blauwe bloempjes, Jurkjes die vrolijk fladderen in de voorjaarswind als een laatst vaarwel aan onze maastrichtse yank Ber Stoffels.
Voerendaal 2016 Cor Bekker