Oorlog
Ik ben geboren in 1934 en heb de 2de wereldoorlog van redelijk nabij meegemaakt. In de tijd tussen het 6de en 12de levensjaar dat de kinderen de meeste indrukken opslaan was voor mij de oorlog bezig. Naast de angst voor het onbekende, de spanning, het verbod om nooit met wie dan ook te praten over dingen die ik thuis hoorde was het ook wel een avontuurlijke tijd.
Op een Mei morgen in 1940 kwam mijn moeder mij heel vroeg wekken erg van streek en met tranen in de ogen. Ik moest direct opstaan en mij aankleden en naar beneden komen. Ik hoorde veel rumoer op straat en vroeg wat er gaande was. ,,Het is oorlog,, was haar antwoord,, kom maar vlug naar beneden,, . Nieuwsgierig vloog ik het bed uit en stond even later op straat. Mijn vader stond met tranen in de ogen in in de deuropening. Op straat was het een druk verkeer van allerlei legervoertuigen. Paarden met soldaten er op stonden op de stoep met de kont tegen de muur. Soldaten te voet en auto’s met kanonnen er achter. Dus dit was oorlog, maar ik had nog geen schieten gehoord alleen bevelen schreeuwen en veel soldaten die dingen moesten doen. Na een tijdje werd het rustiger op straat zag je overal mensen met elkaar praten. De rust keerde weer en op enkele duitse soldaten na was alles weer normaal, dachten we tenminste.
Het eerste oorlogsjaar verliep rustig, op enkele dingen na. Alles kwam op de bon, na elf uur s’ avonds was het verboden buiten te zijn. De verduistering werd ingevoerd, radio’s moesten worden ingeleverd. Joden mochten niet meer met het openbaar vervoer. Wij moesten vaak naar de kelder met luchtalarm. Dan hoorde je de vliegtuigen overvliegen richting Duitsland. Dit gebeurde minstens drie keer per week, dan werd ik gewekt en slaapdronken de kelder in geloodst.
Meestal na twee uurtjes werd weer veilig gegeven en kon ik weer naar bed. Behalve eind Juli 1941. toen raakte Kerkrade betrokken in een een bombardement. In de kelder gevlucht voor het luchtalarm hoorden we de vliegtuigen overvliegen maar plotseling hoorden we het fluiten van een bom en direct daarna een explosie, en weer het akelige fluiten en dan maar wachten waar de bom zou neerkomen. Na een voor ons eeuwig durend half uur waren de vliegtuigen weer af gezwaaid en voor ons de verschrikking over. S’ morgens in alle vroegte ging iedereen de straat op om te kijken wat er allemaal gebeurt was. Veel huizen getroffen maar geen slachtoffers in onze buurt tenminste.
Ook heb ik in die tijd overdag een bommenwerper zien neerstorten. De linkervleugel er van af en een vuurpluim tot achter de staart en dat tegen een helderblauwe hemel. Hoog in lucht de parachutes.
Dit beeld zie je maar enkele seconden voor het toestel achter de huizen verdwijnt maar blijft je een leven lang bij.
Net zoals het opbrengen van een amerikaanse piloot door een landwachter met het geweer op de rug van de piloot gericht. Ik kan me nog herinneren dat een spontaan applaus klonk, denkelijk dacht de landwachter dat het hem gold maar de piloot lachte en dacht denkelijk het zijne er van.
Zelfs de van de landing in Normandie hoorden mijn ouders van een duitse dorpsgenoot met de waarschuwing het niet verder te vertellen. Het zou nu niet meer zo lang duren ,,die Scheisse.,, zei hij. Maar ook dit grote nieuws mocht ik niet verder vertellen. De angst zat toch heel diep zeker in de laatste maanden dat de oorlog zich nog voortsleepte.
Op een avond werd een weiland voorbij ons dorp volgestouwd met wat later bleek russische krijgsgevangenen te zijn. Uitgemergelde, in vodden geklede mannen die antietank grachten e.d. moesten graven . In de openlucht moesten ze maar overnachten en van eten zag je haast niets. Mensen gooiden als de bewaking even niet oplette brood en andere etenswaren over de omheining waar ze zich als beesten op stortten. Na drie dagen waren ze even plotseling verdwenen als ze gekomen waren.
Al met al duurde het nog vijf lange maanden voor wij weer vrij waren.
Cor Bekker